Enerzijds zijn de wasplaatsen en de waterbekkens de overwinning op het water en de algehele hygiëne en anderzijds wedijveren de gemeentes onderling over de architectonische waarde van dit veelal centraal in het dorp gelegen gebouw.
De wasplaats vertegenwoordigt de nieuwe politieke bevoegdheden van de burgemeester en het gemeentebestuur, de indicator van welvaart en van goede financiële gezondheid van de gemeente.
De plaatselijke architecten worden aan het werk gezet. Deze architecten, die veelal in Parijs worden opgeleid, putten uit de bronnen van de Italiaanse Renaissance en verwijzen vooral naar de Oudheid en men aarzelt niet om voor kleine details imposante onderdelen van Griekse tempels en heiligdommen te kopiëren.
De architectonische en technische verscheidenheid komt in vele dorpen in de Zuid-Meuse voor en getuigt van de verbeeldingskracht van de ontwerpers en de kennis van de toenmalige vaklieden, die tegemoet moesten komen aan de eisen van een innoverende architectuur, waarin natuursteen, hout en metaal uit de in Lotharingen opkomende metaalindustrie samenkwamen. Maar de wasplaatsen in de Noord-Meuse kenmerken zich door meer eenvoud met hier en daar een verrassende architectuur.
Het was noodzakelijk om zuiver, helder, goedlopend, overvloedig en regelmatig water te verkrijgen.
Het kanaliseren van de stroom water van bron naar wasplaats was een technisch probleem dat vele gemeenteraden bezig hield.
.
Het wasbekken is van een zodanige afmeting dat 2 rijen wasvrouwen tegenover elkaar kunnen werken. De diepte van 0.40 m mag niet overschreden worden omdat anders het gevallen stuk zeep of wasgoed niet meer te pakken is. De bodem werd bestraat/betegeld om het schoonmaken van het bassin te vergemakkelijken. Ook werden er wel planken gelegd om het contact van het wasgoed met de bodem te vermijden. De bodem was vaak zanderig en vuil. Het wasbekken is veelal verzonken in de vloer, maar hier en daar zien we ook wasbekkens die op stahoogte zijn aangelegd.
De rand op het wasbekken is van gladde monolithische stenen die naar het water toe aflopen, niet te breed en glad zodat het wasgoed gespoeld kan worden zonder te scheuren. Later werden deze randen van beton gemaakt. Beton werd begin 20e eeuw een gangbaar product.
De houten kniebank van de wasvrouw werd er tegenaan geschoven. Er bestonden bepaalde regels voor het gebruik: een wasvrouw had recht op een plaats 'coude a coude' met nog 0.30 m aan een van de kanten om het wasgoed neer te leggen en verder 0.80 tot 1 meter naar achteren.