Het wassen van het wasgoed is een grote onderneming. Het vuile wasgoed wordt op zolder of in de schuur neergezet in afwachting van de wasdag.
De wasvrouw bezat (of huurde!) een grote platte steen aan de rand van de rivier, het meer of de beek. Dat was haar werkblad. Verder heeft ze een kruiwagen, een zinken of houten ton en een rieten mand, een wasbord en een wasstamper (houten spatel) om de was mee schoon te slaan.
De was wordt gedaan door de vrouw des huizes, een bediende of een 'professionele' wasvrouw. Het beroep van wasvrouw kwam aan het begin van de 20e eeuw veel voor. De wasvrouwen wasten, steven en streken het wasgoed van de gegoede families.
Met grote manden of tonnen werd het wasgoed met de kruiwagen opgehaald om het veelal aan de rivier of in de wasplaats te gaan wassen.
Rokken omhoog en de mouwen opgerold, dan kon het werk beginnen.
Eerst werd het wasgoed nat gemaakt en in kleine stapels op de stenen neergelegd, vervolgens werden de stukken wasgoed stuk voor stuk ingezeept. Om het vuil goed te kunnen verwijderen werd het wasgoed op de steen schoon geslagen met een stamper en met een borstel bewerkt.
Daarna werd het gespoeld en hielpen de vrouwen elkaar met het uitwringen van de grote stukken door ieder aan een kant het stuk wasgoed te draaien. Om het wasgoed te bleken werd het uitgespreid op het gras of de stenen en regelmatig besprenkeld met water.
Zeep was reeds ontdekt door de vrouwen in het oude Griekenland maar het duurde tot de Middeleeuwen voor de zeep in grotere hoeveelheden werd geproduceerd.
Wasvrouwen op het Griekse eiland Lesbos kwamen tot de ontdekking dat hun kleding makkelijker schoon werd tijdens het wassen, wanneer de rivier helgeel gekleurd was. Bij nader onderzoek merkte men dat deze dikke gele smurrie uit de tempel kwam. Die smurrie bleek afkomstig van de combinatie van dierlijke vetten en as van het hout waarop de offers plaatsvonden.
In de 17e eeuw was zeep zo duur dat alleen de rijken het zich konden veroorloven.
Zo gaat het verhaal dat Lodewijk XIV drie zeepbereiders liet executeren, omdat ze een zeep hadden gemaakt die zijn huid te veel irriteerde. Vier anderen, die bang waren dat hen hetzelfde zou overkomen, deden er een maand over een nieuwe zeep te maken, die minder irriteerde.
In het jaar 1790 ontdekte de fransman Nicolas Le Blanc (1742-1806) een proces waarmee men de productie van zeep enorm kon vereenvoudigen: hij mengde pekel (natriumchloride) met zwavelzuur, en dat leverde natriumsulfaat op. Dit verhitte hij samen met krijt en kalk en toen ontstond een zwarte stof die voor het grootste deel uit soda en calciumsulfide bestond. Dit Le-Blanc-proces was een van de belangrijkste industriële processen van de negentiende eeuw.
kruiwagen, zeep, zeepsijder (guillotine à savon), zinken teil, knielbank, battoir (spatel), boender/borstel, wasplank
Foto's internet.