De wasplaats in de openlucht was de meest eenvoudige vorm en werd overal gebruikt. Aan oever van de rivier, beek of meer werd een goede liefst zo plat en glad mogelijke steen uitgezocht om de was zonder 'kleerscheuren' schoon te slaan. De wasplaats werd aan één kant van de rivier gebouwd of aan beide kanten.
Lavoir à ciel ouvert bij Cesse en Maxey-sur-Vaise. Foto's Moulin le Cygne
Een wasplaats gebouwd over een bestaande beek heen. In de vorm van een boothuis of met 2 gebouwen aan iedere kant van het water.
Lavoir passarelle in de Ardennes en in Mazay-sur-Vaine. Foto's Moulin le Cygne
Pas aan het einde van de 18e , begin 19e eeuw begon men rekening te houden met de werkomstandigheden van de vrouwen. De open wasplaats werd overdekt en uitgerust met speciale wasstenen, zgn. monolithische stenen: uit één stuk, hard en perfect gepolijst door het gebruik van de wasstamper en de zeep.
Een veelal houten gebouw, gebouwd op palen op de hoge oever van de rivier, met een achtermuur van hout of steen en een overkapping van houtenbalken of ijzeren palen. Ook de bodem voor de wasstenen werd bedekt om het wasgoed tegen scheuren te beschermen.
Deze wasplaats werd langs rivieren en beken veel gebouwd.
Wasplaats met banken/treden. De hoogteverschillen van de rivier in zomer en winter vroegen om een oplossing om de wasplaats aan te passen aan het veranderlijke niveau van de rivier. Het werd een wasplaats van uitzonderlijke lengte, tot wel 25 meter maar met verschillende niveaus. Gebouwd in de vorm van de oude wasplaatsen met de langwerpige wassteen op het waterniveau, maar dan veel groter om plaats te hebben voor 3 of meer niveaus waar de wasvrouwen met hun knielbanken het waterniveau konden bereiken.
Een nog bestaande lavoir à gradins o.a. in Demange-aux-Eaux.